Abstract
Meer dan een halve eeuw domineerde John Stuart Mills Principles of Political Economy het denken over economie. Met Alfred Marshalls Principles of Economics kwam een einde aan deze hegemonie. Voorzover zijn economisch gedachtegoed al niet in de vergetelheid raakte, kreeg de beoordeling van Mill als economist al snel een minder positieve toonzetting. De kritiek werd mede ingegeven door misverstanden opgeroepen door pogingen Mills opvattingen over economie los te weken van zijn sociale filosofie. Naast kwalificaties als weinig origineel en onvoldoende consistent, werd hem aangerekend dat hij de Ricardiaanse economie bleef uitdragen ondanks een groeiende kloof tussen theorie en maatschappelijke werkelijkheid. Samenvattend is dan ook wel eens opgemerkt dat ‘economen Mill gewoonlijk afschilderen als onsamenhangend, eclectisch of dwaas’