Die Forderung einer Philosophie als strenger Wissenschaft, von Husserl zum ersten Mal in dem bekannten Logosaufsatz erhoben, richtet sich nicht, wie meistens gedacht und auch von Dilthey selbst so verstanden ist, gegen den Historizismus von Dilthey, sondern vielmehr gegen dessen Identifizierung von Philosophie mit Weltanschauungsphilosophie und damit mit Weisheitslehre. Husserl hat vom Anfang an bis zum Ende seines Lebens sich der Herausarbeitung dieer Idee gewidmet und die Phänomenologie als Verwirklichung dieser Idee betrachtet. Dementsprechend soll man auch der geläufigen Auffassung zuwider (...) die Phänomenologie vor allem als Wissenschaftslehre auffassen und interpretieren. Die Ablehnung aller Weltanschauungsphilosophie ruft nicht nur das Problem hervor, wie Husserl sich verhält zur Metaphysik, sondern was er unter strenger Wissenschaft versteht. Einerseits ist nach ihm die Trennung und Unterscheidung von Philosophie und Weltanschauung oder Metaphysik in Übereinstimmung mit dem modernen Denken, das gerade erst dadurch zur Herausbildung einer Universitas von strengen positiven Wissenschaften (Mathematik, Naturwissenchaften, aber auch strengen Geisteswissenschaften) gekommen ist, andererseits steht aber seine Auffassung und Ausarbeitung von Philosophie als apodiktischer Wissenschaft im Gegensatz zum modernen Denken. Husserl betrachtet die Phänomenologie als die Realisierung der zuerst von Piaton gestellten Idee von Philosophie als einer endgültigen, einzigen und universalen Wissenschaft, welcher Descartes eine radikale Wendung in die Richtung einer egologischen Apodiktizität gegeben hat. Infolgedessen hat die transzendentale Phänomenologie auch die Aufgabe alle Einzelwissenschaften, sowohl die positiven Tatsachenwissenschaften als die positiven apriorischen, vernunftkritisch zu durchleuchten und dadurch zu Abzweigungen der Philosophie als universaler Wissenchaft zu machen. Wie dieses Verhältnis zwischen positiver Wissenschaft und Phänomenologie als strenger Wissenschaft gedacht werden muss, ist immer ein wichtiges Thema für Husserl gewesen. Die positiven Wissenschaften teilt Husserl ein in Tatsachenwissenschaften und apriorische Wissenschaften (Leibniz' Idee von Wissenschaft der Möglichkeiten kombiniert mit der Idee von invarianten Strukturen). Husserl ist nun der Ansicht, dass eine positive Tatsachenwissenschaft nur eine exakte und strenge Wissenschaft werden kann, wenn sie eine apriorische Wissenschaft neben sich zur Entwicklung bringt oder sich darauf stützen kann, wie es z. B. der Fall gewesen ist mit der empirischfaktischen Naturwissenschaft in Beziehung zu der Mathematik und der reinen Mechanik. Dasselbe Verhältnis soll man sich denken zwischen einer apriorischen (phänomenologischen) Psychologie, einer allgemeinen apriorischen Sprachwissenchaft und Historie und den dazu gehörenden empirischen Tatsachenwissenschaften. Philosophie und Wissenschaft sind für Husserl identisch mit Rationalismus. Dennoch unterscheidet er grundsätzlich zwischen positiver und transzendentaler Rationalität. Durch eine Verbindung von Rationalität und Verständlichmachung (die Methode des Verstehens der Geisteswissenschaften auf das höchste Niveau eines transzendentalen Verständnisses gebracht durch die konstitutive Phänomenologie) hebt die Phänomenologie als absolute Geisteswissenschaft den Gegensatz zwischen Natur-und Geisteswissenschaften auf und entwickelt sich zur sapientia universdis. Im dritten Teil kehrt der Autor zu der Frage zurück, ob Husserl immer die Trennung zwischen wissenschaftlicher Philosophie und Weltanschauung aufrecht erhalten hat auch in den Krisisabhandlungen. Im allgemeinen muss das bejaht werden. Noch in 1924 wird sogar die Frage erhoben, ob Kant, der doch auch Philosophie als strenge Wissenschaft entwickeln wollte, wohl eine echte Philosophie gebracht hat und nicht darin verfehlt hat eben durch die Vermischung von wissenschaftlicher Philosophie mit Weltweisheit, die auch von ausserwissenschaftlichen Quellen schöpft, und durch den Mangel an dem Radikalismus der Apodiktizität. Husserl hat die Idee der Philosophie als strenger Wissenschaft tatsächlich zur Ausführung gebracht als transzendentale Wissenschaft der Subjektivität d. h. als Deskription oder Hermeneutik des Bewusstseinslebens. Es gibt abo bei ihm eine Verbindung zwischen Wissenschaftslehre und Ratio oder Logos einerseits und Vernunft, Subjektivität und Leben andererseits. Der spätere Husserl hat diese Verbindung immer mehr vertieft in die Richtung einer wissenschaftlichen Lebensphilosophie mit Aufrechterhaltung der Idee der Philosophie als apodiktischer Wissenschaft. Er hat nicht nur den Objektivismus der positiven Wissenchaften zu erhellen und aufzuklären versucht von ihrem Ursprung aus der Lebenswelt, die auch ihr bleibender Boden ist, sondern in dem phänomenologischen Idealismus schliesslich als geistiger Weltanschauung die Lösung aller geschichtsphilosophischen und ethischen Probleme gesehen, die besonders durch die Krise der europäischen Kultur hervorgerufen sind. Die Urstiftung der Griechen und besonders vos Platon findet in der transzendentalen Phänomenologie ihre Endstiftung und in einer geschichtsphilosophischen Deutung des Sinnes der Geschichte, die nach Husserl notwendig universal-teleologisch sein muss, hat die Phänomenologie und die Geschichte der Philosophie die Aufgabe als Selbstverwirklichung der Vernunft zu fungieren (Husserliana VI, § 73). Die Philosophie als strenge Wisenschaft schafft die Möglichkeit dem menschlichen Sein und Werden apodiktische Ziele zu geben und sich berufen zu wissen zu einem Leben und Streben in der Apodiktizität d. h. auf Vernunft hin, was den Menschen allein „selig” machen kann. (shrink)

deel 1. Mens en geschiedenis.--deel 2. Wetenschap en kunde.

Stephen Moroney's fascinating study examines the frequently neglected topic of the noetic effects of sin, a phenomenon in which sin distorts human thinking. Drawing on the detailed models formulated by John Calvin, Abraham Kuyper, and Emil Brunner, Moroney sets forth a more contemporary model of the subject. He extends beyond all previous views by relating the noetic effects of sin to the complex and unpredictable interaction between the object of knowledge and the knowing subject. Moroney also futher examines some of (...) the implications of the noetic effects of sin for the rationalist theology of Wolfhart Pannenberg and the Reformed epistemology of Alvin Plantinga and Nicholas Wolterstorff. Lastly, Moroney undertakes an interdisciplinary study of what social psychology and Christian theology contribute to our understanding of the noetic effects of sin. An invaluable addition to current conversations on theology and epistemology, The Noetic Effects of Sin will be of interest to scholars of theology, religion, and social psychology. (shrink)

De traditionele causaliteitsleer - een hoofdstuk der filosofie, - kent slechts oorzaken en gevolgen. Dit boek rekent daar mee af en voert in wetenschap de begrippen middel en doel in. Een zaak van logica. De auteur is van zeer goeden huize en de kwaliteit straalt ook van dit manuscript af. Schrijver weet waar hij het over heeft Ik acht de probleemstelling oorspronkelijk en, belangrijker nog, ook zeer relevant. Het boek kan zeer goed gebruikt worden voor onderwijsdoeleinden. Het kan ook richting (...) geven aan nieuw onderzoek. R. van Woudenberg, hoogleraar theoretische filosofie, Vrije Universiteit Amsterdam Het manuscript is boeiend doordat het duidelijk maakt hoezeer een strikt causale benadering (zoals in de natuurwetenschappen gebruikelijk is) ontoereikend is wanneer er sprake is van menselijk handelen. Bedoelde oorzaken en beoogde gevolgen blijven oorzaak en gevolg. G. Nienhuis, hoogleraar natuurkunde, Universiteit Leiden Dit boek is serieus en zeer origineel. Het is van belang dat het wordt uitgebracht en - vooral ook - dat het wordt gelezen. A.C. Hemerijck, decaan Faculteit der sociale wetenschappen, Vrije Universiteit Amsterdam Table of Contents Inleiding Hoofdstuk 1. Wetenschap in vogelvlucht Hoofdstuk 2. Juiste vragen en goede antwoorden Hoofdstuk 3. Weten waardoor en weten waarvoor Hoofdstuk 4. Versta onder een doel niet een begeren Hoofdstuk 5.. Van causalisme naar finalisme Hoofdstuk 6. Verklaren, voorspellen, ontwerpen Hoofdstuk 7. Vanwaar dat odium op het doelbegrip? Hoofdstuk 8. Alle analyse is empirisch Hoofdstuk 9. Wetenschap en het onbewuste Hoofdstuk 10. Mimesis als breed verschijnsel Hoofdstuk 11, Ministerie ontwikkelt beleidsanalyse Hoofdstuk 12. Opvoeding als voorbeeld Hoofdstuk 13 Toepassingen per discipline Uitleiding Index Personen en Zaken About the Author Gijs Kuijpers is emeritus hoogleraar politicologie aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. (shrink)

De alledaagse leefwereld. Dingen die we zien en horen. De hedendaagse mens wordt opgeslokt door de consumptiecultuur van de markteconomie en verkeert haast permanent in een virtuele werkelijkheid. Individualisme. De liefdesrelatie als meest basale vorm van gemeenschap is hierdoor op de helling gekomen. Welke therapeutische perspectieven kunnen we verbinden aan de gestelde diagnose? We zijn aangewezen op een mentaliteitsverandering, die wordt bepaald door het ‘morele kapitaal’ waarmee een gemeenschap kan voortbestaan. De auteur opereert binnen de traditie die Montaigne en Kierkegaard (...) introduceren en waaiert voortdurend uit door geregeld zijn rol als dienende gastheer voor die van zoekende filosoof te verruilen. Hij laat tijdslijnen door elkaar lopen. Toch is sprake van intrinsieke ordening: ideeënimprovisaties worden weerspiegeld in een afwisseling tussen levende herinneringen en abstracte argumenten. Zo krijgt de alledaagsheid een filosofische lading. Kleine verhalen en anekdotes zijn nodig om grote verhalen een persoonlijk karakter te geven. Aldus ontstaat een collage, waarin niets is gelogen, maar alles is verzonnen. Een waargebeurde, fictieve levensgeschiedenis op grond van herinneringen, een portret waarin verslag wordt gedaan van een gedreven zoektocht naar zinvolheid. De lezer is genoodzaakt zich te laten meevoeren over hoofd- en zijwegen, bemodderde bospaden, drassige velden, gevaarlijke bochten, grillige slingerpaden, solide bruggen en wankele bruggetjes. (shrink)

Studies in the Eighteenth Century Background of Hume's Empiricism was first published in 1930. Minnesota Archive Editions uses digital technology to make long-unavailable books once again accessible, and are published unaltered from the original University of Minnesota Press editions. A scholarly review of the influence of contemporary science and thought on the various phases of Hume's philosophy. The chapter headings are as follows: I. Introduction. II. Interpretations of Newtonian Science in the Eighteenth Century. III. Reverberations of the New Science in (...) Philosophy. IV. Hume's Empiricism in Relation to Contemporary Science and Philosophy. V. Empiricism in Morals. VI. Empiricism in Politics. VII. Hume's Historical Writing. Bibliography. (shrink)

Kritische analyse van de westerse cultuurcrisis, de met elkaar samenhangende godsdienst en ethiek en het onderwijs in met name Nederland en Vlaanderen.

Amsterdam University Press is a leading publisher of academic books, journals and textbooks in the Humanities and Social Sciences. Our aim is to make current research available to scholars, students, innovators, and the general public. AUP stands for scholarly excellence, global presence, and engagement with the international academic community.

ABSTRACTThe normative ideals and feasibility of deliberative democracy have come under attack from several directions, as exemplified by a recent book version of a special issue of this journal. Critics have pointed out that the complexity of the modern world, voter ignorance, partisanship, apathy, and the esoteric nature of political communications make it unlikely that deliberation will be successful at creating good outcomes, and that it may in fact be counterproductive since it can polarize opinions. However, these criticisms were aimed (...) at “micro” theories of deliberative democracy. The new “systemic” turn in deliberative democracy avoids these problems by positing a system-wide division of labor in a nation-state: experts and ordinary citizens “check” each other's opinions; partisanship and even ignorance can spur deliberation among citizens; and citizens may remain apathetic about some issues but deliberate about others. So long as the overall level of systemic deliberation increases, instead of decreases, the ideal of deliberation is still relevant in a society as complex as ours. (shrink)

Skvortsova showed that there is a factor of the Medvedev lattice which captures intuitionistic propositional logic. However, her factor is unnatural in the sense that it is constructed in an ad hoc manner. We present a more natural example of such a factor. We also show that the theory of every non-trivial factor of the Medvedev lattice is contained in Jankov’s logic, the deductive closure of IPC plus the weak law of the excluded middle ¬p∨¬¬p\documentclass[12pt]{minimal} \usepackage{amsmath} \usepackage{wasysym} \usepackage{amsfonts} \usepackage{amssymb} \usepackage{amsbsy} (...) \usepackage{mathrsfs} \usepackage{upgreek} \setlength{\oddsidemargin}{-69pt} \begin{document}$${\neg p \vee \neg \neg p}$$\end{document}. This answers a question by Sorbi and Terwijn. (shrink)

We study the model-theoretic aspects of a probability logic suited for talking about measure spaces. This nonclassical logic has a model theory rather different from that of classical predicate logic. In general, not every satisfiable set of sentences has a countable model, but we show that one can always build a model on the unit interval. Also, the probability logic under consideration is not compact. However, using ultraproducts we can prove a compactness theorem for a certain class of weak models.

We give natural examples of factors of the Muchnik lattice which capture intuitionistic propositional logic , arising from the concepts of lowness, 1-genericity, hyperimmune-freeness and computable traceability. This provides a purely computational semantics for IPC.