De fluit en het tapijt
Nexus 51 (
2009)
Copy
BIBTEX
Abstract
Cristina Campo wijst er in dit essay uit 1971 op haar gebruikelijke, onnavolgbare en poëtische wijze op dat we leven in een ‘beschaving van verlies’: we zijn onze eigen lotsbestemming verloren, en zijn we beroofd van wat Pasternak ‘het oor van de ziel’ noemde, waarmee we ons lot kunnen ervaren. Wij zijn als de dove slang die in Psalm 58 de klanken van het lot niet hoort waarmee de fluitspeler hem tracht te bezweren. Hoe kunnen we de roep van het lot gewaarworden in de ruis van de moderne tijd? Hoe kunnen we het fluitspel leren ontwaren, en het patroon leren ontdekken van het tapijt waarin wij slechts een enkele knoop zijn, opgerold door de wever als de slang door de fakir? Het antwoord op deze vragen ligt in de stem van de doden, zegt Campo, die resoneert in het landschap, in de taal van de schrijvers, in mythen en in religieuze of heilige riten. Campo verbindt werkelijkheid en analogie, gebed en liturgie, arabische sprookjes en literaire meesterwerken van Borges, Pasternak of Kaváfis, en maakt zo ook in onze tijd de melodie van het lot hoorbaar voor wie hem wil horen.