The paper explores Gernot Böhme’s interpretation of the concept of atmosphere as an aesthetical concept of the natural environment, especially of the weather. Böhme takes over the concept of atmosphere from Hermann Schmitz’ body phenomenology in which human feelings are considered to be spatial atmospheres. Böhme integrates atmospheres into his phenomenology of nature by showing that they are bodily sensations of human’s mode of being in their environment. Based on this framework he sketches out a phenomenology of the weather, i.e. (...) a theory of the connection of climate and our mode of being. The perspective of the paper is to employ Böhme’s work with atmospheres in environmental education in general, and, specifi cally, in education concerning climate change. (shrink)

According to the current administrative division, the subject of our study is the Old Mosque located in Ankara Province, Çamlıdere District of Çukurören Neighborhood. The work was built by Mehmed Halil Usta in 1872 according to the date expression on the harim door and wooden ceiling. It has a rectangular plan in the north-south direction and a roof system with a hipped roof over a flat wooden ceiling. After being closed for many years, it was made ready for worship again (...) after the repair that was completed in 2019. During the repairs, it was determined that it had a rich decoration program, and these decorations were replicated and reworked on the wall surfaces. In our study, which was prepared in order to eliminate this deficiency, it was aimed to determine the place and importance of the work in Anatolian Turkish architecture with a comprehensive evaluation by introducing the work in detail in terms of its plan, architectural and ornamental features. As a method in our study, first of all, existing literature information was scanned, on-site examinations were made at regular intervals, in the meantime, photographs were taken and surveys were taken, and some verbal information was obtained from the village headman and its residents. As a result of our work completed in the light of these data, Çukurören Old Mosque appears as a provincial mosque that exhibits the general characteristics of Westernization-era mosques in terms of its plan, mass, wooden ceiling and hand-carved decoration program. (shrink)

Mimarlık diğer sanat dallarından iki bakımdan ayrılır. İlk olarak mimari yapıtlarla etkileşim kaçınılmazdır. Müzik dinlemeden, tiyatro veya sinemaya gitmeden, resim veya heykel sergilerini gezmeden yaşamımızı sürdürebiliriz ancak mimari yapılar olmadan bu olanaklı olmaz. Bu bakımdan mimarlık sanatlar içinde belki de insan yaşamını en fazla etkileyen daldır. İkinci olarak mimarlık bir yaşam gereksinimini karşılayan, böyle bir işlevi olan belki de tek sanat dalıdır. Örneğin resim, heykel, şiir, sinema veya tiyatro yapıtlarını sanatsal açıdan değerlendirirken hangi gereksinimimizi karşıladıkları sorusunu sormayız. Buna (...) karşılık mimari yapılar barınma başta olmak üzere bir dizi maddi gereksinimimizi karşılarlar. Hangi gereksinimi karşılamak amacıyla yapıldıkları sorusu onların sanatsal açıdan değerlendirilmesinde önem taşır. Bu yazıda mimarlığın sanatlar içindeki bu iki özgünlüğünü dikkate alan bir düşünürün, Ömer Naci Soykan'ın mimarlık konusundaki görüşlerini sırasıyla “mimarlıkta temel nitelikler”, “mimarlık etkinliği”, “mimarlık dili” ve “mimarlık estetiği” başlıkları altında ele alacağız. (shrink)

Zoals bekend is de verhouding tussen filosofie en politiek problematisch. De veroordeling van Socrates door de polis maakte diepe indruk op zijn leerling Plato. Mede om dit soort misstappen te voorkomen ontwierp deze een ideale staat waarin filosofen koningen moesten worden. Vanuit dit idee probeerde hij ook Dionysus, de heerser van Syracus, tot een wijsgerig verantwoorde politiek te brengen. De mislukking van dit Siciliaans avontuur heeft velen na hem ervan overtuigd dat filosofen zich beter niet in kunnen laten met politieke (...) besluitvorming. Immers, Plato’s poging om Dionysus tot een wijsgerig verantwoorde politiek te brengen strandde jammerlijk. Maar, filosofen zijn natuurlijk hardleers en de aantrekkingskracht van het rijk der mensen en dingen op hen, die zich zo thuisvoelen in het rijk der ideeën valt niet altijd te loochenen. Hoewel voor Plato de politieke arena van alledag wezenlijk ongeschikt bleek te zijn voor filosofische uiteenzettingen, heeft toch zijn leerling en collega Aristoteles zich nog korte tijd met het onderwijs aan de jonge Alexander de Grote bemoeid – hoewel Aristoteles’ ambities al bescheidener waren dan van Plato. Het verhaal wil zelfs, dat Alexander op diens veldtochten een exemplaar van het werk van Homerus met aantekeningen van Aristoteles erin bij zich droeg. Na de dood van Alexander werd de anti-Macedonische atmosfeer in Athene voor Aristoteles zodanig bedreigend dat hij de stad verliet, om te voorkomen ‘dat de polis zich ten tweede male aan de filosofie bezondigde.’ Wie wel in het lot van Sokrates heeft moeten delen, is Thomas More, de auteur van het in 1516 verschenen ‘Utopia’. More weigerde Henry VIII als hoofd van de kerk te erkennen en moest dat met zijn dood bekopen. Dit vonnis vloeide dus niet direct voort uit het boek waarmee More zo bekend zou worden. Wellicht had More geleerd van de eerdere moeizame betrekkingen tussen filosofie en politiek en had hij daarom besloten om zich over ‘Ou-topia’ of ‘Nus-quama’ te buigen: over niet-plaats of nergens. Het in dialoogvorm opgetekende reisverhaal gaf op indirecte wijze kritiek op het Engeland van zijn tijd. Waarschijnlijk nog belangrijker dan het vermijden van risico’s door het schrijven over een niet reëel bestaande samenleving was het voordeel dat More op die manier een geheel ander beeld van een samenleving kon opstellen en beschrijven – ongehinderd door contingente omstandigheden, praktische bezwaren of politieke obstakels. More sloot de dialoog in ‘Utopia’ af met een korte overweging, waarin de auteur zegt zich nauwelijks te kunnen voorstellen dat deze samenleving ergens gerealiseerd zou kunnen worden. Vele lezers hebben deze overweging echter niet gezien of serieus genomen, zodat er al snel een ernstig meningsverschil over het genre van de utopie ontstond: vormde een utopie een blauwdruk voor een ideale samenleving die zonder meer ingevoerd zou moeten worden, of moest de utopie veeleer gelezen worden als een mengvorm van kritiek en ideaal – kritiek op de bestaande samenleving en richtinggevend ideaal voor nastrevenswaardige veranderingen van de huidige samenleving? (shrink)

Bu makalede 16. yüzyılın sonlarında Osmanlı hareminde güçlü bir konuma gelen Kethüdâ Canfedâ Hatun’un inşa ettirdiği mimari eserler ele alınmıştır. III. Murad döneminde (1574-1595) haremin en etkin kadın banilerinden birisi olan Canfedâ Hatun’un İstanbul ve İzmit’te cami, sıbyan mektebi, hamam, çeşme, köprü, su sarnıcı gibi farklı türden yapılar inşa ya da ihya ettirdiği görülmektedir. Canfeda Hatun’un ihya ettirdiği Mimar Ayas Camii ve inşa ettirdiği Saraçhane Sebili günümüze ulaşamamıştır. Gedikpaşa’daki çeşme ise ikinci bir bani tarafından yeniden inşa edilmiştir. Makalede Canfedâ (...) Hatun’un inşa ettirdiği eserlerin mevcut durumları, mimari ve süsleme özellikleri, zaman içerisindeki değişimleri ve geçirdikleri onarımlar fotoğraflar, çizimler ve arşiv belgeleriyle ortaya konulmaya çalışılmıştır. Yapılar benzer örneklerle karşılaştırılarak mimari ve süsleme unsurları açısından değerlendirilmiştir. Bu amaç doğrultusunda öncelikle Canfedâ Hatun’un hayatına ve Osmanlı Mimarisi’nde kadın bânilere dair bilgiler verilmiştir. (shrink)

Jeg diskuterer i denne artikel en række principielle spørgsmål angående det der kaldes «religionens genkomst» i det moderne demokrati. Mit hovedeksempel er den såkaldte «Muhammed-krise», som stadigvæk debatte­res med stor intensitet i nationale og internationale sammenhænge. De tre hovedspørg­smål lyder: Hvilken plads kan religiøse synspunkter og ytringer gøre krav på i den demokratiske offentlighed? Kan vi indholdsmæssigt fastsætte grænsen for religiøs blasfemi ved lov eller står den til løbende demokratisk debat? I hvilken grad kan reli­giøse minoritetsgrupper kræve anerkendelse fra – (...) og beskyttelse mod – majoritetskultu­ren i moderne, liberale demokratier? Til det første spørgsmål svarer jeg med Jürgen Habermas at religiøse grupper bør forsøge at oversætte deres holdninger til ikke-religiøse argumenter, samtidig med at denne oversættelse af forskellige årsager ikke kan fremtvin­ges retsligt eller afkræves som betingelse for demokratisk deltagelse. Mht. til det andet spørgsmål argumenterer jeg – igen med Habermas – for, at den konkrete anvendelse af abstrakte retsprincipper som ytringsfrihed og religionsfrihed kræver åben, demokratisk debat med bred deltagelse for athave legitimitet. Resultatet af denne debat kan godtvære et strengt syn på, hvad der tæller som blasfemisk, men muligheden for at kritisere dette syn – eller for generel religionskritik – kan ikke undertrykkesuden at gå kompromis med det liberale demokratis grundprincipper. Som svar på det tredje spørgsmål, og som et kritisk supplement til Habermas, fremfører jeg med Axel Honneth, at samfundsmæssig integration ikke skabes af demokratiske debatter alene. Der kræves også en vis før-dis­kursiv atmosfære af solidaritet: Religiøse minoritetsgrupper kan ganske vist ikke kræve juridisk beskyttelse af religiøse følelser, men de kan påpege «asymmetriske anerkendel­sesforhold», f.eks. ensidigt negative fremstillinger i medierne, som forringer deres mulighed for at bidrage til samfundet som anerkendte og anerkendende medborgere. (shrink)